Opnieuw uitbreiding steun vanwege corona
Het kabinet neemt opnieuw extra maatregelen voor bedrijven die door de coronamaatregelen zwaar worden getroffen. De nieuwe steunmaatregelen komen boven op de al bestaande regelingen, die deels worden aangepast en uitgebreid.
Let op!
Wij willen voldoen aan de wens om actueel te zijn. Maar terwijl we aan het schrijven zijn, kunnen er vanuit de overheid nieuwe aanvullingen of verbeteringen van de steunmaatregelen komen. Het overzicht in deze Nieuwsbrief Corona is geschreven met de kennis tot en met woensdag 9 december 20.00 uur.
Geen versobering NOW-regeling
De NOW-regeling is een tegemoetkoming in de loonkosten voor bedrijven met een substantiële omzetdaling door de coronacrisis en geldt voor drie periodes van drie maanden (oktober t/m december 2020, januari t/m maart 2021 en april t/m juni 2021). NOW 3.0 loopt door tot en met juni 2021. Besloten is dat de regeling voorlopig niet wordt versoberd.
Dit betekent dat het omzetverlies in de tweede periode januari t/m maart 2021 minimaal 20% moet bedragen om voor de NOW in aanmerking te komen, in plaats van de eerder bekendgemaakte 30%. Ook de maximale compensatie van de loonkosten blijft op het huidige niveau van 80% gehandhaafd en neemt dus niet af naar 70%.
Of de aangekondigde versobering voor de periode april t/m juni 2021 in stand blijft, is nog niet bekend. Verder blijven de overige voorwaarden inzake de regeling gelijk. De loonsomvrijstelling – het bedrag waarmee de loonsom mag dalen zonder dat dit gevolgen heeft voor de NOW – blijft dan ook 10%. De forfaitaire opslag op het loon – de toeslag op het loon vanwege bijkomende kosten voor werkgeverslasten, zoals vakantiegeld – blijft 40%. Ook blijft de maximale vergoeding tweemaal het dagloon bedragen.
Wat betreft de bepaling van de omzet voor de NOW is verduidelijkt dat vijf coronagerelateerde subsidies als ‘omzet’ aangemerkt moeten worden en daarmee de tegemoetkoming verminderen. Dit betreft de TVL en de TOGS-regeling (regeling voorafgaand aan de TVL), de Regeling continuïteitsbijdrage zorg, de beschikbaarheidsvergoeding OV-bedrijven en de Tegemoetkoming sierteelt en voedingstuinbouw.
Uitbreiding TVL
De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) wordt met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2020 uitgebreid. Ook de TVL kent drie periodes van drie maanden. Dit zijn de periodes oktober t/m december 2020, januari t/m maart 2021 en april t/m juni 2021. De TVL kent voor de periode 1 oktober t/m 31 december 2020 en voor de periode van 1 januari 2021 t/m 31 maart 2021 een subsidie van maximaal € 90.000 voor drie maanden bij een omzetverlies van minstens 30%. Dit minimale percentage aan omzetverlies blijft ook vanaf januari 2021 gehandhaafd en wordt dus niet verhoogd naar 40%, zoals oorspronkelijk de bedoeling was.
Via de TVL krijgt een bedrijf een oplopend percentage van de vaste lasten vergoed. Door de aanpassing van de regeling loopt dit op van 50% bij een omzetverlies van 30% tot maximaal 70% bij een omzetverlies van 100%. Voor reeds ingediende aanvragen wordt automatisch uitgegaan van de nieuwe percentages.
Voorbeeld: Bij 65% omzetverlies ontvangt een bedrijf 65% x 60% = 39% vergoeding via de TVL voor de vaste lasten. Onder de oude regeling werd 50% van de vaste lasten vergoed, waardoor bij een omzetverlies van 65% slechts 32,5% (65% x 50%) van de vaste lasten vergoed werd. In dit voorbeeld is er dus sprake van een extra vergoeding van 6,5% van de vaste lasten.
Het percentage vaste lasten van een onderneming is afhankelijk van de sector en wordt bepaald op basis van cijfers van het CBS.
De TVL blijft ook in de periode januari t/m maart 2021 toegankelijk voor alle sectoren met voldoende omzetverlies, dat wil zeggen minstens € 3.000 per periode van drie maanden. Dit betekent dat de verruiming tot alle sectoren in ieder geval van kracht is voor de periode oktober 2020 t/m maart 2021 en dat de TVL dus ook voor de periode januari t/m maart 2021 niet meer afhankelijk is van de SBI-code van een bedrijf.
Tegemoetkoming TVL evenementenbranche
Eerder was de zogenaamde seizoensmodule (binnen de TVL) voor de evenementenbranche al aangekondigd voor het vierde kwartaal 2020. De exacte voorwaarden zijn nu bekend geworden en tevens is gemeld dat deze module ook blijft bestaan voor het eerste kwartaal van 2021. Met deze module kunnen evenementenbedrijven waarvan de omzet sterk afhankelijk is van het zomerseizoen, toch aanspraak maken op de TVL. De seizoensmodule is bedoeld voor bedrijven die wel in aanmerking zijn gekomen voor de TVL 1.0 en deze toegekend hebben gekregen, maar niet in aanmerking komen voor de TVL in het vierde kwartaal van 2020 vanwege een te lage referentieomzet in het vierde kwartaal van 2019.
De module geldt voor organisatoren en toeleveranciers van publieke evenementen. Hieronder vallen onder meer kermissen, sportevenementen en festivals, maar ook voor het publiek toegankelijke congressen en beurzen. Besloten evenementen, zoals bruiloften, bedrijfsfeesten e.d. vallen hier niet onder. De eerder aangekondigde afbakening op basis van SBI-codes is vervallen.
Voorwaarde voor de tegemoetkoming is dat ondernemers voor minimaal 50% van hun omzet in het tweede en derde kwartaal van 2019 afhankelijk zijn geweest van evenementen georganiseerd in diezelfde periode in 2019. De subsidie voor ondernemers die in aanmerking komen voor de evenementenmodule bedraagt 33,3% van de subsidie die de ondernemer ontving vanuit de TVL1.0, met een minimum van € 750. In de berichtgeving richting de Tweede Kamer is expliciet aangegeven dat de TVL 1.0 ook daadwerkelijk moet zijn toegekend. Dit lijkt nadelig uit te pakken voor ondernemers die wel recht hadden op TVL 1.0, maar die niet hebben aangevraagd.
Omdat eerst goedkeuring van de Europese Commissie moet worden verkregen, kan de regeling vermoedelijk pas vanaf de 2e helft januari 2021 worden aangevraagd voor het vierde kwartaal van 2020. De aanvraag voor het eerste kwartaal 2021 volgt dan in februari.
Wederom versoepeling uitstel van belastingbetaling
Uitstel van betaling van belastingschulden is nu mogelijk tot 1 april 2021. Dat was eerder tot en met 31 december 2020. Dit betekent dat ondernemers tot uiterlijk 1 april 2021 uitstel van betaling of een verlenging van al verleend uitstel kunnen aanvragen. Voor ondernemers die na 1 januari 2021 voor de eerste keer uitstel aanvragen, betekent dit dat zij tot 1 april 2021 niet aan hun nieuwe betalingsverplichtingen hoeven te voldoen. Ondernemers die al eerder een aanvraag voor drie maanden hadden ingediend, kunnen verlenging van het uitstel tot 1 april 2021 aanvragen. Voor ondernemers die eerder dit jaar al verlenging hebben gekregen, geldt het uitstel nu automatisch tot 1 april 2021.
De opgebouwde belastingschuld tijdens de periode van het uitstel moet vanaf 1 juli 2021 in 36 termijnen worden afbetaald. Dit blijft ongewijzigd.
Uitbreiding overige fiscale maatregelen
De meeste fiscale maatregelen lopen per 31 december 2020 af. Het kabinet verlengt daarom een aantal fiscale maatregelen tot 1 april 2021. Het gaat daarbij om het uitstel van administratieve verplichtingen rondom de loonheffingen, dat blijft gehandhaafd tot 1 april 2021 in plaats van tot 1 januari 2021. De verlenging tot 1 april 2021 geldt ook voor het akkoord met Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers, de vrijstelling voor een aantal Duitse netto-uitkeringen, het btw-nultarief op mondkapjes en het behoud van het recht op hypotheekrenteaftrek voor huizenbezitters bij een hypotheek-betaalpauze.
Verder geldt er tot 1 april 2021 een btw-tarief van 0% op COVID-19-vaccins en -testkits.
Verder is besloten om de eenmalige tegemoetkoming voor de horeca voor voorraad- en aanpassingskosten vrij te stellen voor de winstbelasting. Deze tegemoetkoming bedraagt 2,8% van het omzetverlies in de periode oktober tot en met december 2020, en wordt automatisch toegevoegd aan de TVL over het vierde kwartaal 2020.
Kunt u vaccinatie van een werknemer eisen?
Kunt u een werknemer verplichten zich te laten inenten? Mag de sollicitant in een sollicitatiegesprek gevraagd worden of hij zich heeft laten inenten? Mag u een vaccinatieverplichting in de functie-eis opnemen? Is het antwoord op die laatste vraag anders voor zorgpersoneel?
Deze vragen komen op nu het ernaar uitziet dat volgend jaar kan worden begonnen met een grootschalige inentingsactie. Bij die inentingsactie zal een prioritering worden aangebracht.
Verplichting inenten werknemer?
Kunt u een werknemer verplichten zich te laten inenten? Nee, is het antwoord. Een werknemer heeft het recht op lichamelijke integriteit. Dit is in de Grondwet verankerd. Dit betekent dat het aan de werknemer is om zich al dan niet te laten inenten. Het inenten gebeurt op basis van vrijwilligheid.
Loondoorbetaling?
Een werkgever kan de werknemers dus niet verplichten zich te laten inenten. De werkgever heeft weliswaar een zorgplicht waar het gaat om de veiligheid en de gezondheid van de werknemer en de arbeidsomstandigheden, maar deze zorgplicht gaat niet zover dat hij kan afdwingen dat de werknemer zich laat vaccineren. Ook is het niet toegestaan de werknemer onder druk te zetten om zich te laten vaccineren. Het betreft hier immers een gegeven over de gezondheid dat is onderworpen aan de privacywetgeving.
Sollicitatie
Tijdens een sollicitatiegesprek mag evenmin worden gevraagd of een werknemer zich heeft laten inenten of van plan is zich te laten inenten. Ook dit betreft immers een gezondheidsgegeven. Een gezondheidsgegeven is een bijzonder persoonsgegeven waarvoor een verbod op het verwerken van die gegevens geldt, tenzij er sprake is van een wettelijke uitzonderingssituatie. Uitdrukkelijke toestemming van de werknemer volstaat niet, omdat er – gelet op de afhankelijkheidsrelatie –vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de vrijwilligheid van de gegeven toestemming.
Einde belastingvrije reiskostenvergoeding per 1 januari 2021
Aan werknemers die thuiswerken vanwege corona, mag de belastingvrije vaste vergoeding voor kosten van het woon-werkverkeer dit jaar gewoon worden doorbetaald. Komt er geen nieuwe regelgeving meer, dan is dit vanaf 1 januari 2021 niet meer mogelijk.
Hoe is het nu?
Als een vaste reiskostenvergoeding vóór 13 maart 2020 is vastgesteld en voldoet aan de voorwaarden van de Belastingdienst, kan een werkgever deze belastingvrij doorbetalen als de werknemer vanwege corona thuiswerkt. Veel werkgevers hebben hiervoor gekozen vanwege het feit dat de thuiswerkende werknemer ook extra kosten maakt, zoals voor verwarming.
Hoe is het per 1 januari 2021?
Bovenstaande versoepeling is van toepassing tot 1 januari 2021. Daarna niet meer, tenzij alsnog wordt besloten de regeling vanwege corona te continueren. Werkgevers kunnen de vergoeding ook na 1 januari volgend jaar doorbetalen, maar dan is deze in beginsel belast. De werknemer betaalt hierover dan belasting. De werkgever moet er premies werknemersverzekeringen over afdragen.
Tip!
Werkelijk gemaakte woon-werkkilometers kunnen uiteraard wel belastingvrij worden vergoed.
Onderbrengen in de WKR?
Een werkgever kan de vergoeding ook onderbrengen in de werkkostenregeling. Voor zover er daadwerkelijk woon-werkkilometers zijn gereden, is de vergoeding uiteraard vrijgesteld en dus onbelast. Voor zover de vrijstelling niet van toepassing is, valt de vergoeding in de vrije ruimte.
Wel moet de werkgever er dan rekening mee houden dat de vrije ruimte volgend jaar beperkt wordt. Deze bedraagt in 2021 1,7% over de eerste € 400.000 van de loonsom en 1,18% over het meerdere. Nu is dit nog 3% over de eerste € 400.000 en 1,2% over het meerdere. Dit kan betekenen dat de werkgever sneller door de vrije ruimte heen is en dus ook eerder de eindheffing van 80% verschuldigd is. Een werkgever moet deze eindheffing betalen over het bedrag waarmee hij de vrije ruimte overschrijdt.
Alternatieven
Wilt u uw personeel in plaats van de vaste reiskostenvergoeding op een andere manier tegemoetkomen? Dan kunt u bijvoorbeeld de kosten van een laptop en internetaansluiting belastingvrij vergoeden als deze noodzakelijk zijn voor de werkzaamheden.
Thuiswerkvergoeding
Ook kunt u overwegen om uw personeel een vaste vergoeding te verstrekken voor het thuiswerken om zo de meerkosten die zij maken – denk aan stookkosten en koffie – te vergoeden. Het Nibud heeft al eerder een richtbedrag van € 2 genoemd. Dit is echter meestal geen onbelaste vergoeding.
Mondkapje verplicht stellen?
Kunt u als werkgever, om te voldoen aan uw zorgplicht, het dragen van een niet-medisch mondkapje verplicht stellen? En wie betaalt dat dan? En wat als een werknemer geen mondkapje wil dragen?
Als werkgever heeft u een wettelijke zorgplicht. Dat houdt in dat u moet zorgen voor een veilige werkomgeving voor de medewerkers. Ook bent u op grond van de Arbeidsomstandighedenwet verplicht een arbeidsomstandighedenbeleid te voeren en daarin aandacht te besteden aan de risico’s op de werkvloer. Het basisdocument hiervoor is de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E). Ook daarin moet aandacht worden geschonken aan de maatregelen in verband met corona.
Voldoen aan de zorgplicht
Om te voldoen aan de zorgplicht, kunt u het dragen van een niet-medisch mondkapje verplicht stellen. De werkgever heeft immers ook een instructierecht. Dit instructierecht houdt in dat de werkgever aanwijzingen kan geven over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de arbeid moet worden verricht. Wel geldt dat het moet gaan om redelijke voorschriften. Indien het bijvoorbeeld niet mogelijk is op de werkvloer genoeg afstand te houden, zoals in een supermarkt met smalle gangpaden, dan kan het redelijk zijn een mondkapje verplicht te stellen.
Wie betaalt het mondkapje?
Indien u het dragen van een niet-medisch mondkapje verplicht stelt, moet u mondkapjes beschikbaar stellen of de mogelijkheid bieden om de kosten te declareren. Ook moet u duidelijke instructies geven over het gebruik ervan.
Als een werknemer geen mondkapje wil dragen
Geeft de werknemer geen gehoor aan het verzoek van u om mondkapjes te dragen op de werkvloer, dan kunt u hem naar huis sturen om daar te gaan werken. Betreft het een werknemer die vanwege de aard van zijn werkzaamheden niet kan thuiswerken, dan kan het gedrag van de werknemer aanleiding vormen voor u om een disciplinaire maatregel op te leggen, zoals een waarschuwing of het stoppen van de loonbetaling. Dit is uiteraard een uiterste middel. Het blijft altijd van belang om met elkaar in gesprek te gaan.
Medische belemmeringen voor het dragen
Er zijn werknemers die om gezondheidsredenen geen (of niet langdurig) een mondkapje kunnen dragen. In dit verband kan worden gedacht aan mensen met luchtwegklachten, zoals astma of COPD. Ook kunnen werknemers in paniek raken als gevolg van het dragen van een mondkapje. Door mondkapjes op het werk te verplichten, zijn deze werknemers feitelijk niet meer geschikt voor het eigen werk. Het invoeren van een mondkapjesplicht betreft daarom maatwerk.
Instemmingsrecht or/pvt
Aangezien het verplicht stellen van mondkapjes op de werkvloer betrekking heeft op de arbeidsomstandigheden, geldt er een instemmingsrecht voor de ondernemingsraad (or) of de personeelsvertegenwoordiging (pvt). Zonder instemming van de or of pvt zal het lastig zijn een mondkapjesverplichting in te voeren.